Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En onder dat uitspansel waren hun vleugelen [93]rechtop, [94]de een aan den ander; [95]ieder had er twee, [96]die herwaarts hun lichamen bedekten, en [97]ieder had er twee, [98]die ze derwaarts bedekten. 93. Dat is, opwaarts verheven. Zie boven vs.6, en vergelijk boven vs.11. 94. Hebreeuws, de vrouw aan hare zuster. Zie boven vs.9. 95. Versta dit van de andere twee vleugelen, die elkeen van deze dieren nederwaarts had hangende tot bedekking van zijn lichaam. Zie boven vs.6. 96. Dat is, waarvan de ene bedekte hun ene zijde, te weten de voorste, en de andere de andere zijde, te weten de achterste. Want deze dieren hadden maar vier vleugelen, waarvan de twee oppersten verheven stonden, waarmede zij vlogen, en de andere twee nederhingen, om daarmede hunne lichamen te bedekken. 97. Het verhaal van een of meer woorden geschiedt naar de wijze van spreken der Hebreen, wanneer zij enige bedeling maken. Zie Gen.7:2. 98. Dat is, waarvan de andere vleugel de achterste zijde hunner lichamen bedekte.